Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Een [1]lied Hammaaloth. Ziet, looft den HEERE, alle [2]gij knechten des HEEREN! gij, die [3]allen nacht [4]in het huis des HEEREN [5]staat. 1. Gelijk hfdst.120 vs.1. 2. Versta hier door de knechten des Heeren voornamelijk de priesters en Levieten, wier ambt was ook bij nacht te staan en te dienen voor den Heere. Zie Ex.27:21; Lev.8:35; 1 Sam.3:3; 1 Kron.9:33. 3. Hebr. in de nachten; dat is, allen nacht. 4. Te weten, om de wacht in den tempel en de voorhoven van denzelven te houden, achtervolgens Gods wet. Zie Lev.8:32; Num.1:53; 1 Sam.3:3; 1 Kron.9:33. 5. staan voor dienen wordt meermalen in de Heilige Schrift gebruikt. 2 Kon.25:8 staat een dienaar des konings; Jer.52:12: een die voor den koning stond.